A. Wat neem ik waar?

Goed waarnemen van de ander – daar begint het mee. Dat is een vaardigheid die je steeds beter kunt leren. We koppelen heel snel een oordeel aan een waarneming. Bijvoorbeeld: ik neem waar dat iemand zwart vuil onder zijn nagels heeft. Het oordeel kan gelijk zijn: het is een onverzorgd persoon. En als we dat oordeel vaak herhalen, dan ontstaat er vanzelf een denkpatroon of een vooroordeel. Zo’n oordeel zorgt ervoor dat je dan niet open kan waarnemen hoe iemand in het hier en nu is. Dus elke keer weer met een open en nieuwsgierige houding waarnemen is een kunst.

Oefeningen waarnemen

Waarnemingsoefening op basis van het drieledig mensbeeld
Waar ligt bij deze mens de nadruk? Op het hoofd, op het hart of de handen?

  • Is hij een denker en/of een waarnemer? Kijkt hij graag toe? Beschouwt hij graag de dingen? Heeft hij moeite om in beweging te komen?
  • Is hij echt een gevoelsmens en gevoelig voor stemmingen, ook van anderen? Merk je dat bijvoorbeeld aan de ademhaling?
  • Is hij een echte doener die graag en snel wil handelen? Is hij impulsief? Hoe is het met de stofwisseling en de vertering?

Hoe zit het bij jou? Ben jij een denker/waarnemer, gevoelsmens of doener?

Waarnemingsoefening op basis van het vierledig mensbeeld

  • Kijk eens naar de lichaamsbouw: is iemand lang of kort; fijn of stevig gebouwd; is het hoofd relatief groot, heeft iemand verhoudingsgewijs lange benen en een kleine romp of andersom? Hoe zijn iemands handen: groot met lange vingers, of meer gebald met korte dikke vingers?
  • Wat neem je waar van de gezondheid en vitaliteit: zit de ademhaling hoog of laag; hoe is de warmte over het lichaam verdeeld; glanzen de haren en de huid? Is iemand energiek of vermoeid; hoe zit deze mens in zijn vel?
  • Kijk eens naar de houding en de beweging (motoriek): is die opgericht of gebogen; meer naar voren of achteren neigend; is het lopen eerder zwaar of licht? Probeer eens de manier van lopen na te doen en neem in jezelf waar hoe dat anders voelt.
  • Hoe klinkt de stem: hard of zacht; licht of donker; hoog of laag; melodieus of monotoon. Hoe komt deze mens tevoorschijn in wie hij is? Kan hij zich voldoende uiten?
  • Waarvoor heeft deze persoon interesse? Waar is hij enthousiast voor? Wat zijn de talenten?

B. Wat voel ik?

Je kunt bij jezelf merken welke gevoelens dit kind of deze persoon bij jou oproept. Hoe word je door deze persoon of dit kind geraakt? Wat vind je leuk, wat vind je irritant? Verheug je je op de ontmoeting of zie je ertegen op? Wat doe je als je irritatie voelt opkomen?

Als je iemand heel erg mag of juist irritant vindt, dan kan dat allebei van invloed zijn op het contact met die persoon. Daarom is het goed je eigen gevoel bewust te maken. Want je gevoel werkt direct door op je eigen gedrag. De interesse en het begrip voor dit kind of deze persoon zijn dan van belang om de onvoorwaardelijke relatie die nodig is in de zorg tot stand te brengen. De term ‘onvoorwaardelijk’ betekent dat je de ander zonder meer waardeert en respecteert, hoe die zich ook gedraagt. Dus ook als de ander slaande bewegingen maakt, kijk je naar wie deze persoon is en niet alleen naar het gedrag. Gedrag moet je als begeleider vaak begrenzen. Maar daarbij wijs je het kind of de persoon zelf nooit af. Dat betekent dat je het gedrag (de slaande bewegingen) mag afwijzen, maar dat maakt deze persoon nog steeds een bijzonder en mooi mens. Misschien mag hier het woord liefde klinken, de liefde voor de andere mens en zijn ontwikkeling. Als begeleider begrens je de ander dan vanuit warmte en verbinding, om de ander zo te helpen ontwikkelen.

Welk gevoel of welk beeld roept deze mens bij je op? Kun je dit ook met je collega’s bespreken?

In onderstaand voorbeeld laten we je zien wat je kunt waarnemen als je naar een mens kijkt en welke stemming en welk gevoel iemand bij je kan oproepen.

Voorbeeld: Nina

Vraag persoonlijk begeleider aan het team over Nina, een jonge vrouw van 20 jaar:
Hoe kunnen we haar helpen beter bij zichzelf te blijven en de wereld beter te begrijpen?

Waarnemingen van het team

Het team heeft Nina eerst waargenomen. Zij zagen:

Gestalte (lichaamsvorm) en vitaliteit: Een kleine gestalte met kleine handen en voeten. Het lichaam heeft ronde zachte stevige vormen. Ze heeft opvallend donker en glanzend
stijl haar. Haar mond is vrij groot in verhouding tot haar ogen en neus. Ze oogt vitaal en levendig.
De beweging: Haar gebaren zijn expressief, ook haar stem heeft veel melodie maar ze spreekt de woorden niet altijd duidelijk uit. Als ze zit, bewegen haar armen soepel. Bij
het lopen valt de houterige, wat stijve motoriek (lichaamsbewegingen) op.

Gevoel en stemmingen van het team

Je hebt de ander gezien en waargenomen. Vervolgens kijk je welk gevoel en welke stemming Nina bij jou oproept. Het gevoel dat het oproept is niet jouw eigen gevoel: je bent niet zelf gespannen of druk. Je voelt wat er in je opkomt als je naar de cliënt kijkt.

Het volgende klinkt:

  • Drukte, opgewonden en een beeld van een spiraalvorm
  • Enthousiast en gespannen
  • Nieuwsgierig en ook angstig voor verlies van controle

Conclusie: Aan de ene kant zien we veel levendigheid, maar ook gespannenheid en angst.

Ze is bijna 21 jaar en we wensen haar toe dat in de komende tijd haar eigenheid (‘ik’) vol geboren kan worden als jongvolwassene. Dat geeft haar meer grip op zichzelf, meer eigen regie en dan kan ze op een nieuwe stevige manier in het leven staan.

C. Wat weet ik?

Je wilt het kind of de persoon beter leren kennen en hem of haar in de ontwikkeling begeleiden

  • Biografie (levensloop). Wie is de ander als mens: wat weet je van zijn biografie en zijn ontwikkeling tot nu toe? In welke levensfase is hij nu en wat betekent dat?
  • Gezondheid en lichamelijk welzijn. Welke behoeften heeft deze persoon lichamelijk en op vitaal gebied? Welke zorg en ondersteuning heeft hij nodig bij het lichamelijk welzijn? Je kunt hierbij ook de hulp inschakelen van een arts of verpleegkundige.
  • Diagnose. Welk ziektebeeld of diagnose heeft deze persoon? Wat betekent dat voor de zorg en ondersteuning die hij nodig heeft? Wat staat hierover in het dossier?
  • Ontwikkelingsniveau. Het niveau van functioneren: verstandelijk en sociaal-emotioneel. Het ontwikkelingsniveau heeft direct gevolgen voor hoe hij de wereld begrijpt of niet begrijpt. Het is belangrijk bij het ontwikkelingsniveau aan te sluiten. Je kunt daarbij ook de hulp inschakelen van een gedragskundige.
  • Zintuigen en alertheid. Hoe is de ontwikkeling van de zintuigen? Waar ondervindt hij eventueel last van? Hoe alert is deze persoon? Is hij overgevoelig voor bepaalde  indrukken?
  • Belangrijke personen. Wie zijn belangrijke personen? Wie zijn vertrouwd en veilig voor hem? Welke rol speelt de familie en het eigen netwerk?
  • Toekomstige ontwikkeling. Hoe kan deze mens zich persoonlijk verder ontwikkelen? Waarmee kan hij zich verbinden? Waaraan ontleent hij hoop voor de toekomst? Welke mogelijkheden en talenten zie je?

Je wilt de familie leren kennen

  • Bij al deze vragen is het belangrijk wat de persoon er zelf over zegt, en ook wat de familie hierover kan vertellen op basis van hun ervaringen. 

Ouder: Tijdens het eerste kennismakingsgesprek hoorde ik niet wat mijn zoon mankeerde; maar er werd iets gezegd over wat mijn zoon wel kon.

Begeleider: Ouders worden gekend en erkend in de moeilijke weg die ze zijn gegaan en wat ze al hebben bereikt.

D. Wat doe ik?

Wat levert het kijken naar en het ontdekken van deze persoon vanuit deze verschillende perspectieven je op? Wat betekent dit voor jouw dagelijkse werk in de praktijk en hoe kan je het toepassen in de praktijk? Daar gaan we nu op in.

Je kunt op twee manieren aan de slag gaan: onderzoekend (meer informatie achterhalen) of handelend (iets gaan doen). Bij deze essentie in dit hoofdstuk, gaat het om het  ontdekken van het kind of de cliënt in wie hij of zij is. In de volgende oefening ga je aan de slag met je onderzoekende houding. Door deze vragen te onderzoeken, leer je het kind of de cliënt beter kennen.

Ermee aan de slag: oefening

Wat vraagt de situatie waarin je momenteel bent? Je hebt gewoontes, je hebt afspraken, je hebt procedures. Tegelijkertijd kan het zijn dat de situatie om iets anders vraagt. Voel je de ruimte om iets anders of iets nieuws te doen?

Als je zo intensief met andere mensen te maken hebt, kun je in je dromen of overdag ingevingen krijgen. Kun je openstaan en ingevingen ontvangen, of ben je zo druk in je hoofd dat er geen opening is?

Om aan te sluiten bij de ander moet je als het ware de taal van de ander verstaan. Kun je aanvoelen wat de ander ervaart en dan aanreiken wat de ander nodig heeft?

Kun je bij jezelf voelen of je handelt uit liefde voor die persoon, ongeacht wat deze doet? Werk je een lijst af, voer je een taak uit, volg je een afspraak op? En kun je daarbij de intentie hebben om de ander in zijn ontwikkeling ten dienste te zijn?

Je hebt bovenstaande vragen onderzocht. Morgen ben je weer aan het werk.

Wat neem je hiervan mee in je werk? Wat doe je ermee als je deze persoon weer ontmoet? Waar let je op? Wat ga je uitproberen in de praktijk? Kun je een plan maken of moet je nog verder onderzoeken?

Begeleider: Kijk naar de bekende en ook naar de verborgen talenten. Zoek uit wat de persoon wel kan en experimenteer en neem risico: neem een onderzoekende houding aan.

E. Wat doet het met mij?

Je bent zelf een bijzonder mens en als begeleider een uniek instrument waar anderen door kunnen groeien. Daarom is reflecteren op jezelf belangrijk: hoe ontwikkel jij je in je werk en door de ander? Welke talenten benut je en welke ontwikkelpunten pak je op? Als begeleider ben je uitgenodigd om je te blijven verwonderen, te luisteren vanuit een open  houding, nieuwsgierig te zijn naar wat je hoort en ervaart en vragen te stellen.

Oefening: Jezelf als begeleider leren kennen

Dit zijn vragen die je jezelf kan stellen als begeleider, of die je aan je collega kunt stellen:

  • Wie ben jij als begeleider? Wat voor type mens ben je en wat voor karakter heb je?
  • Welke zintuigen heb je sterk ontwikkeld?
  • Zit je goed in je vel? Heb je energie? Ben je gezond?
  • Hoe denk jij als begeleider? Wat voel jij als begeleider?
  • Hoe maak je de verbinding met de ander? Hoe help jij, hoe doe je de dingen samen?
  • Waar droom jij van?
  • Wat zijn jouw talenten en gebreken; wat doe je daarmee? Wat wil jij graag leren?

Begeleider: Een ander in staat stellen om zo zelfstandig mogelijk en in samenwerking zich te ontwikkelen. Een ander trots laten voelen op wie hij/zij is of op wat hij/zij kan. Daar
doe ik het voor.

Samenvatting

In onderstaande tabel zie je in de kolom ‘De hele mens ontdekken’ de samenvatting van dit hoofdstuk.

camino 06 03

Werken met Camino en het Antroposofisch begeleidingshuis

Zijn er onderwerpen waar je meer over wilt weten? Neem dan een kijkje in www.werkenmetcamino.nl het digitale antroposofische begeleidingshuis.

Camino

Met de download link hier onder kun je de Camino in PDF formaat downloaden. Dit betand is 10 Mb groot. Wil je liever de Camino als papieren versie ontvangen? Kies dan de button 'Bestel Camino'.

Download Camino (PDF)Bestel Camino